C [Verse 1] C F 't was zoone goeie kerel, hij gaf alles aan alleman C G En 't was ne gruuten tuuveneir, van water mokte hem wijn C F En met de armen en de zieken stond hem uuren te lameren C G C Hij kost vertelselkens raconteren en over 't water gaan marcheren [Verse 2] C F Armzalig was hem geboren en Marie dat was zijn moei C G De Jef was zijne pere, zijn chauffage dat was de koei C F Maar ze moesten hem niet hebben, hij had te gruuten bek C G C Ze stuurden hem door 't stad met een kruis in zijne nek [Chorus] C En na... C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G Den brave kluut C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G C Den brave kluut C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G Den brave kluut C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G C Den brave kluut [Verse 3] C F Toens gink hem naar den hemel, daar zit hem op zijnen troon C G En loert hem naar beneden wat dat ze daar allemaal doen C F Hij vertelt het God de Vader 's avonds laat bij den diner C G C Die zit hem dan te troosten maar zoneke, 't valt nog mee C F Ze zijn daar maar aan't prutsen, maar wacht een koppel maand C G Ze zijn u niet vergeten, traantjes weg, ge zijt ne vent C F En, ja, ieder jaar met 't kerstfeest herdenken ze diene pé C G C Dan heerst er piece en vrede, de rest van 't jaar heeft hem congé [Outro] C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G Den brave kluut C F C Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud G C Den brave kluut