C G F C
Am D G G
C G F C
C C G C C
[Refrein]
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
Am D G
en toch zijn we broertjes en zusjes.
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
C G7 C
en toch houden we van el-kaar.
[Verse 1]
C G
Kijk, dat is Wim, die is niet zo slim,
F G
die weet niet dat twee en twee vier is.
C G
En daar is Tom, ook al zo dom,
F G
die denkt dat Amerika hier is.
Am Em
Kijk daar is Jack, die stottert zo gek,
F G
als-ie met ons wil p-praten.
Am Em
En daar is Leen, die trekt met z'n been,
F C G G
die loopt overal in de gaten.
[Refrein]
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
Am D G
en toch zijn we broertjes en zusjes.
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
C G7 C
en toch houden we van el-kaar.
[Verse 2]
C G
Kijk daar is Aad, die spuugt als-ie praat,
F G
zodat je haast helemaal nat wordt.
C G
Dat is nog niks verg'leken bij Trix,
F G
die rijdt door een plas zonder spatbord.
Am Em
Daar heb je Pien, altijd zo kien,
F G
d'r tong uit haar mond als ze rekent.
Am Em
En daar is Marij, die zegt steeds goodbye,
F C G G
ze weet niet eens wat het betekent.
[Refrein]
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
Am D G
en toch zijn we broertjes en zusjes.
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
C G7 C
en toch houden we van el-kaar.
[Verse 3]
C G
Kijk dat is Pim, die mag niet op gym,
F G
omdat het niet goed voor z'n hart is.
C G
En daar is Margot, die doet altijd zo,
F G
ze lijkt op de apies uit Artis.
Am Em
Daar heb je Wil, die is toch zo stil,
F G
z'n pa en z'n ma zijn gescheiden.
Am Em
En daar is Teus, verband op z'n neus,
F C G G
hij wou van de trapleuning glijden.
[Refrein]
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
Am D G
en toch zijn we broertjes en zusjes.
C G F C
We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar
C G7 C G7 C
en toch houden we van el-kaar.
