Am C E7 Am
Am Am
[Verse 1]
Am C
Er was een klein jongentj' aan 't spelen op 't strand,
F C
't bouwd' een kastele met schelpjes en zand;
D7 G
en ik die passeerde, 'k bleve daar staan,
F C G7 C
en 'k liet heel stille dat kindje begaan,
C G7 C E7 Am Am
en 'k liet heel stille dat kindje begaan.
[Verse 2]
Am C
Daar groeide 't kasteel, 't schoot recht omhoge
F C
met torens, een poort' en een wijde boge;
D7 G
en overal vijvers en parken in 't rond,
F C G7 C
fontijnen en bronnetjes spoten uit de grond,
C G7 C E7 Am Am Am
fontijnen en bronnetjes spoten uit de grond.
[Verse 3]
Am C
En ridders die reden te peerde deur 't bos
F C
en waar ze passeerden sprongen de blomtjes uit 't mos,
D7 G
prinsessen en freules in zijde en kant,
F C G7 C
zongen en zwaaiden naar my met hundr' hand,
C G7 C E7 Am Am Am
ze zongen en zwaaiden naar my met hundr' hand.
[Verse 4]
Am C
Wel honderden mensen zaten in 't kasteel
F C
van rijstpap en taarte kreeg ieder zijn deel;
D7 G
d'r was zelf een minnestreel die liedjes zong,
F C G7 C
binst dat de keunink danste en sprong,
C G7 C E7 Am Am Am
binst dat de keunink danste en sprong.
[Verse 5]
Am C
'k Sprong recht om te dansen maar er was niemand meer,
F C
hoe is dat nu meuglijk, zo in ene keer?
D7 G N.C.
Nog juist in de verte liep 'tr over strand,
F C G7 C
een heel klein jongtj' met een schuptj' in zijn hand,
C G7 C E7
een heel klein jongtj' met een schuptj' in zijn hand.