D A7 D A7 D A7 D A7 Heimwee doet ons hart verlangen naar de heimat onzer jeugd, D A7 D A7 D A7 D A7 naar de bronzen klokkezangen, zwaar van rouw of hel van vreugd; D G D G D A A7 zangen uit de oude toren, hij die waakt en verre schouwt, A7 A7 A7 D over 't dorpje droomverloren, kronk'lend aan zijn voet gebouwd. [Verse 2] D A7 D A7 D A7 D A7 Heimwee doet ons hart verlangen naar de geur van brem en hei, D A7 D A7 D A7 D A7 naar de weiden mist-omhangen, op een morgen in de mei; D G D G D A A7 heimwee naar het blonde koren, naar het dennebos vol peis, A7 A7 A7 D naar de vennen stijfgevroren, waar wij slierden op het ijs. [Verse 3] D A7 D A7 D A7 D A7 Heimwee doet ons hart verlangen naar de ouderlijke haard, D A7 D A7 D A7 D A7 met zijn rust niet te vervangen, met zijn vrede wel bewaard; D G D G D A A7 heimwee naar de zomerwinden, heimwee naar het zoet geruis, A7 A7 A7 D in de kruin der groene linden, voor ons oude pannenhuis.