D A A7 D [Verse 1] A A7 D Aan d’oever van de IJssel staat een veerhuis. A A7 D Daar woond’ een meisje, Greetje was haar naam. G G7 D Men zal haar daar helaas niet meer ontmoeten. D A A7 D Want Amor heeft ook hier zijn werk gedaan. G G7 D Men zal haar daar helaas niet meer ontmoeten. D A A7 D Want Amor heeft ook hier zijn werk gedaan. [Verse 2] A A7 D De hele dag voer zij de mensen over. A A7 D Zij deed haar werk met opgewekt gezicht. G G7 D Haar heldre lach klonk vrolijk over’t water. D A A7 D En iedereen hield van dat lieve wicht. G G7 D Haar heldre lach klonk vrolijk over’t water. D A A7 D En iedereen hield van dat lieve wicht. [Verse 3] A A7 D Een schipper die geregeld daar voorbij voer. A A7 D Heeft met zijn lied het blonde kind bekoord. G G7 D Op zeekre dag liet hij het anker vallen. D A A7 D En nam zijn Greet voor altijd mee aan boord. G G7 D Op zeekre dag liet hij het anker vallen. D A A7 D En nam zijn Greet voor altijd mee aan boord. [Verse 4] A A7 D Nu vaart ze blij met hem langs verre kusten. D A A7 D Zij nam voor altijd afscheid van de pont. A A7 D In ‘t veerhuis woont nu weer een ander meisje. D A A7 D Dat wacht tot ook voor haar een schipper komt. A A7 D In ‘t veerhuis woont nu weer een ander meisje. D A A7 D Dat wacht tot ook voor haar een schipper komt.