C | F C | C G | F F | C | Am | G | G [Verse 1] C F C G F Anton heeft een brede nek, zijn oren staan te wijd. F C Am G Ze vonden hem een beetje gek en brachten hem in oorlogstijd. Em Am F G C Negentiendrieënveertig: Anton is in veiligheid. [Interlude] C | F C | C G | F F | C | Am | G | G [Verse 2] C F C G F Anton heeft op ’t paviljoen een klein appartement. F C Am G Hij is triangelkampioen, speelt zo graag de dirigent. Em Am F G C Negentienddrieëntachtig: Anton wordt een lastige patiënt. [Interlude] C | F C | C G | F F | C | Am | G | G [Verse 3] C F C G F Anton wordt al doof en oud, hij wil niet meer in bad. F C Am G Zo’n oude vent z’n onderhoud dat kost de schatkist aardig wat. Em Am F G C Negentiendrieënnegentig: Anton heeft een spuit gehad. [Outro] C | F C | C G | F F | C | Am | G G | Em | Am | F | G