Bb F C F F
Deze donkere novembernacht.
{Verse 1}
C
Een hoge hoed met een bankier.
F
Een Sleutelbos met een cipier.
C C C
Een Matroos met een harmonika,
Bb C
in witte chocola.
F Bb F
Een Koorknaap, een slingeraap.
Bb F
Een Ezel, een geschoren schaap.
Bb F C F
Een tweeling op 'n zwijn, in roze marsepein.
{Chorus}
N.C. F Bb F
Wat heeft Sint-Maarten voor mij meegebracht?
Bb F C F F
Deze donkere novembernacht.
{Verse 2}
C
Een zwarte drumcomputer.
F
Een grote kromme toeter.
C
Een vijfsnarig tokkelapparaat.
Bb C
Een borstel voor de vaat.
F Bb
Tweehonderd bezemstelen,
F
om nieuwe scène mee te spelen.
Bb F C F
Een plaat van Bach, Een boek van Boon en een rode telefoon.
{Chorus}
N.C. F Bb F
Wat heeft Sint-Maarten voor mij meegebracht?
Bb F C F F
Deze donkere novembernacht.
{Verse 3}
C
Een beste stoelgang en een bad.
F
Niet té heet, niet té koud en niet té nat.
C
Een eitje, nog maar net gelegd,
Bb C
dat goeiemorgen zegt.
F Bb F Bb F
Een meisje op m'n schapevacht, dat zonder woorden naar me lacht.
Bb F Bb
Een meisje met niks aan dan vel.
C F
Sint-Maarten, dank u wel!
{Outro}
| F | F | Bb | F |
| Bb | F | C | F |
| F Bb | C | C | F |
| F | C | C | Bb |
| C | F | Bb F | Bb |
| F | Bb | F | C |
| F | F | F |