| Am Cm | D E7 | Am | F E |
[Verse 1]
Am C D E7
De zon staat grijs, boven Haren-Buda.
Am G C E
De hemel is laag, haast met de grond gelijk.
Am C D E
En eens per uur, wordt het groen in Buda.
Am F E Am
Dan trekt een trein voorbij, dan wordt de stad weer lijk.
[Chorus]
C
Maar ergens draaft nog een paard.
G C
En in het tuintje van de waard;
E Am E Am
Spelen er kinderen de zevensprong.
[Break]
| F E E7 | Am | F E |
(flute)
[Verse 2]
Am C D E
Café's raken vol, als in Haren-Buda.
Am G C E
Sirenes gaan loeien, voor weer een dode dag.
Am C D E
De glazen geel, en het haar van Roza.
Am E
Is purper in de spiegel, als ze biertjes tapt.
[Chorus]
Am C
Maar ergens draaft nog een paard.
G C
En in het tuintje van de waard;
E Am E Am
Spelen er kinderen de zevensprong.
[Break]
| F E | Am A | F E |
(flute)
[Verse 3]
Am C E
't Zijn weiden als wiegende schoorsteenpluimen.
Am G C E
Die Buda meer liefheeft, dan bomen en groen.
Am C Dm E
De natuur heeft zo van die vreemde luimen.
Am F E
De bomen zien er grijs en de mensen groen.
[Chorus]
Am C
Maar ergens draaft nog een paard.
G C
En in het tuintje van de waard;
E Am E Am
Spelen er kinderen de zevensprong.
[Verse 4]
Dm E
Verkwikkend is 't zicht niet van Haren-Buda.
Am A F E
Maar mij geeft het niks hoor, ieder zijn meug.
Am Dm E
Mij liever een boomgaard, dan een stalen spookstad.
A F E Am
U moest er eens gaan kijken, ga eens zien hoe 't deugt. (verse 4 adagio)
[Otro]
Am C
Maar ergens draaft nog een paard.
G C
En in het tuintje van de waard;
E Am E Am
Spelen er kinderen de zevensprong.