| D | D | D | D |
| D | D |
[Verse 1]
D G D G A
Kijk, daar komt Leon de Wilde, met z'n zoontje aan de hand.
D C D A D
Hoe is ook alweer de naam van 't baasje? Wacht, ik heb't: Jan.
G D A
Ze zijn samen naar de hoogmis, in de nieuwe kerk geweest.
D G D A D
Blinkend van geluk, want de Heer is met hen en met hun geest.
[Chorus]
G D A A
Dag, meneer De Wilde! Dag Jantje.
[Verse 2]
D G D G A
O, wat is zo'n zondag mooi, met boterkoeken in je maag.
D C D A D
Straks maakt moeder zuurkool klaar, met worstjes, dat eet Jantje graag.
G D A
Vader koopt z'n Engels fototijdschrift bij meneer De Rouck.
D G D A D
En Jantje zelf krijgt, zoals bijna elke week, 'n prentjesboek.
[Chorus]
G D A A
Dag, meneer De Wilde, dag Jantje.
[Verse 3]
D G D G A
Jantje doet z'n best op school, hij heeft altijd een goed rapport.
D C D A D
Meneer De Wilde hoopt dat Jantje, ingenieur in zwakstroom wordt.
G D A
Maar veel later zal zijn zoontje zanger worden, en meneer;
D G D A D
Leon zal sterven van de kanker, over twee jaar ongeveer.
[Chorus]
G D A A
Dag, meneer De Wilde, dag Jantje.
{Outro]
| D | G D | D | G A |
| D | C D | D | A D |
| G | G | D | A |
| D | G D | D | A D |
| G | D | A | A |
| D | G D | D | G A |