F Bb C F Bb C F
[Verse 1]
F Bb C F
De lucht is hier nog helder en de tarwe is goudgeel
F Bb C F
Kapellekes en wilgebomen staan er ook nog veel
F Bb C F
Maar de chemicaliën knarsen me tussen de tanden
F Bb C F
Ze werken hier ook liever met vergif dan met hun handen
Bb C Bb F
De preitjes zien er lekker uit, de aardbeien zijn vers
F C Bb F
Er staat een flinke blos op elke appel, elke kers
Bb C Bb F
De minister van de volksvergiftiging heeft d'er net,
C Bb F
officiëel, zijn goedkeurende stempel opgezet
Bb C Bb F
Juist daarom ben ik begonnen biologisch te tuinieren
F Bb F
en leef ik nu in vrede met de schadelijke dieren
Bb C Bb F
Het zo verwenste onkruid is m'n bondgenoot
C F
Ik eet alleen maar bloemetjes en zelfgebakken brood
[Chorus]
Bb C Bb F
Ik ben ne pajottelandersman en ik zing zoveel ik kan
Bb C F
over mijn heimatje met schoonheid overladen
Bb C Bb F
Vooral de sterke stoere Brabantse trekmeisjes
Bb C F
zijn in geen geval te versmaden
[Solo]
F Bb C F Bb C F
[Verse 2]
F Bb C F
De Vraatzuchtige wegenleggers hebben ons te pakken
F Bb C F
Ze staan paraat om onze laatste bosjes om te hakken
F Bb C F
Welke domme kinkel heeft daar ooit om gevraagd,
F Bb C F
dat men onze koeitjes uit de groene weiden jaagt,
Bb C Bb F
om er de zoveelste autostrade te gaan leggen
F C Bb F
Wat gaat ons moeder van die stouteriken zeggen?
F Bb C Bb F
Waar moeten onze geiten en de schapekes nog grazen?
F C Bb F
Waarom wordt z'n baantje nooit de lucht eens in geblazen?
Bb C Bb F
Ja, zeer geachte heren van de wegenbouw
F Bb F
Hou jullie hachje in de gaten
Bb C Bb F
De simpele boerenjongens zijn te goeder trouw,
F C F
maar ze beginnen jullie toch te haten
[Chorus]
Bb C Bb F
Ik ben ne pajottelandersman en ik zing zoveel ik kan
Bb C F
over mijn heimatje met schoonheid overladen
Bb C Bb F
Vooral de sterke stoere Brabantse trekmeisjes
Bb C F
zijn in geen geval te versmaden
Bb C Bb F
Ik ben ne pajottelandersman en ik zing zoveel ik kan
Bb C F
over mijn heimatje met schoonheid overladen
Bb C Bb F
Vooral de sterke stoere Brabantse trekmeisjes
Bb C F
zijn in geen geval te versmaden