A
Al dheilige schaapekes van den almenak.
A D
Doe ne ke keer goed woordeke voor mij.....
Ach lieven Heer,geef me zeer
C A D A
een schattig bruidje in mijn nest.
D A E A
Want ik ben ongelukkig als de pest.
C A D A
Zo eentje die mijn boterhammetjes smeert
D A E A
en s'nachts met mijn geslachtje verkeert.
C A D A C A E A
[Verse 2]
A
Ach lieven Heer, voor den twee keer
C A D A
een meiske zo schoon als een beeld
C A E A
dat mijn wervels en mijn ribbekas streelt.
C A D A
Op Zon-en feestdagen een taartje bakt
C A E A
en me af en toe bij mijn baardje pakt.
C A D A C A E A
[Verse 3]
A
Ach lieven Heer, een vrouwke teer
C A D A
dat me een kleintje koopt dat op me lijkt
C A E A
en mijn zakdoeken en mijn hemdeke strijk
C A D A
en 's Zaterdags mijn rug eens wast
C A E A
dan beloof ik een maand lang vast.
C A D A C A E A
[Verse 4]
A
Ach lieven heer, stuur me niet weer
C A D A
met twee wanhoppige lege handen
D A E A
'k heb al genoeg kaarskes doen branden
C A D A
Zend mij toch iemand om met mij tesamen
E A
te leven en dood amen.