A D G
[verse 1]
G
Vader kon zomaar een zomerhuis huren.
G D
Een enkele bui had De Bilt ons voorspeld.
D A D
Dat er dat buitje twee weken zou duren,
D A
is iets wat De Bilt er niet bij had verteld.
G
Het zomerhuis lekte uit zeventien gaten,
G D
nog erger was het klapperend bosrestaurant
A D
waar we zo nu en dan pannenkoek aten
D A D
in d'allerneerslachtigste hoek van ons land.
[Chorus]
D G
Twee lange weken in bosrijke streken,
D G
twee weken lang in een bosrijk gebied.
G C
Moeder zei steeds dat de lucht wel zou breken,
D G
maar wat er ook brak, de lucht was het niet.
[Verse 2]
G
Drassige bodem en bomen die dropen,
G D
geen hemd en geen broek en geen handdoek meer droog.
D A D
Wij werden langzaam door schimmels beslopen,
D A D
maar moeder hield moed en keek steeds naar omhoog.
G
Soms waren mensen verdwaald op ons paadje,
G D
precies zo verzopen en rillerig als wij.
A D
Die bleven staan en ze maakten een praatje
D A D
en trokken vervolgens verbitterd voorbij.
[Chorus]
D G
Twee lange weken in bosrijke streken,
D G
twee weken lang in een bosrijk gebied.
G C
Moeder zei steeds dat de lucht wel zou breken,
D G
maar wat er ook brak, de lucht was het niet.
[Otro]
D G
Vanaf de dag dat de school weer begon,
D G
schijnt er al weken een stralende zon.